Algemeen

“Het verleden van de oorlog draag je je hele leven mee”

OLDENZAAL - Vol emotie vertelt Martin Meijerink over de flashback van de Tweede Wereldoorlog die leidde tot het StadsID dat hij samen met Herman van den Toorn uitdacht. Helaas overleed Herman vorig jaar waardoor hij de presentatie van de uitvoer van hun plan, het beter zichtbaar maken van Rijksmonument de Joodse begraafplaats en het vertellen van het verhaal van de Oldenzaalse Joodse gemeenschap, niet meer mee kan maken.

Martin was de jongste telg van Meijerink en woonde vroeger op Carmelstraat 13, naast de Joodse begraafplaats. “Een paar jaar geleden ging ik terug naar mijn verleden. Ik loop richting Sparstraat. Daarna ga ik naar het bankje aan de Lyceumstraat, waar ik een flashback krijg. Het is 7 april 1943 en ik ben 7 jaar oud. Er stopt een trein; een locomotief met daarachter wagons vol mensen. Ze schreeuwen en tieren. Een vrouw gooit een luciferdoosje naar me toe. Ik neem het mee naar mijn moeder en vertel wat er gebeurd is. Mijn moeder opent het doosje, haalt er een papiertje uit en leest het. Ze doet het terug in het doosje, opent de kachel en gooit het weg. Als kind denk je er niet aan om verder te vragen. Pas als de oorlog voorbij is hoor je verhalen over treinen met mensen die niet terugkomen, zoals Ida de Leeuw uit de Waagstraat. Na deze flashback ben ik emotioneel, net als nu. En er is maar één uitweg; gaan naar een goede vriend. Ik bel aan bij Herman en vertel wat me is overkomen. We zijn twee huilende mannen die elkaar steunen. Het verleden van de oorlog kan zo’n impact op je hebben. Dat draag je je hele leven mee.” Deze gebeurtenis leidde ertoe dat de twee mannen op 8 juni 2021 een StadsID schrijven en naar de gemeente sturen. Het betreft een historisch informatiebord, het plaatsen van een bankje en het aanbrengen van een aantal kijkgaten in de muur die de begraafplaats omringt. “We kregen al heel snel een reactie van de gemeente dat ons voorstel gehonoreerd was. Twee jaar later werden er afspraken gemaakt en zag ik het project groeien. Er werden deuren geopend en iets moois tot stand gebracht. We moeten zorgen dat we ook de jeugd bij dit soort zaken betrekken. Daarom zijn er nu kijkgaten op alle hoogten gemaakt zodat iedereen kan zien wat zich achter de grote muur rondom de begraafplaats bevindt. Eduard Huisman, generaal consul van de Joodse begraafplaatsen in heel Nederland, daagde me uit en koerste mij naar de goede richting.”

Dit alles vertelt Martin tijdens de presentatie van de uitvoering van zijn StadsID. Een select gezelschap kwam hier woensdagmiddag 27 september bijeen. Voordat Martin zijn indrukwekkende verhaal vertelde, verwelkomde burgemeester Patrick Welman de gasten. “Welkom op deze bijzondere plek,” zei hij. “Deze plek symboliseert veel; het verleden en de toekomst. Oldenzaal en de Joodse burgers zijn niet altijd een goede combinatie geweest. Daar moeten we bij stil staan. Als sinds de middeleeuwen bestaan er relaties tussen de Joden en Oldenzaal. In die tijd waren we een handelsstad; de hoofdstad van Twente. In het begin van de negentiende eeuw vestigden zich hier steeds meer Joodse families. Voor hen was het niet altijd makkelijk tussen al die katholieken. De geschiedenis is niet iets doods, maar moet juist leven. Het kan ons sturing en richting geven.”

Het StadsID werd uitgewerkt in samenwerking met het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de gemeente Oldenzaal. Daarom komt ook Eduard Huisman aan het woord. “De twee heren voor mij hebben al het gras voor mijn voeten weggemaaid,” lacht hij. “Ik prikkel mensen. Ik stimuleer hen. In alle twaalf provincies heb ik begraafplaatsen onder mijn beheer en in Oldenzaal hebben we op zo’n warme, betrokken manier met elkaar samengewerkt. In ons geloof is de Joodse begraafplaats geen eindstation, maar een tussenstation. Wij geloven dat de dorre beenderen ooit tot leven komen tijdens de wederopstanding. Ik wil iedereen bedanken en voor Martin heb ik nog een verrassing. Omdat Martin en Herman ervoor hebben gezorgd dat het Joodse culturele erfgoed weer zichtbaar gemaakt is, wordt er voor hen, en voor Herman uiteraard in memoriam, een boom geplant in Israël.”